Fotoalbum » Planten » Wilgenroosje, detail bloem, Zwanenwater
Wilgenroosje, detail bloem, Zwanenwater
Chamerion angustifolium
Copyright © Jan Vink
Deze foto mag niet zonder schriftelijke toestemming worden gebruikt!
Zie voorwaarden voor het gebruik van foto's van deze site.
Deze foto mag niet zonder schriftelijke toestemming worden gebruikt!
Zie voorwaarden voor het gebruik van foto's van deze site.
Wilgenroosje, detail bloem, Zwanenwater
Wetenschappelijke naam: Chamerion angustifolium
Het wilgenroosje is een overblijvende dus vaste plant, die zich gemakkelijk door zaden met pluis kan vermeerderen. Dankzij het zaadpluis kan de wind de zaden over een behoorlijke afstand transporteren. Maar ook de ondergrondse wortelstokken helpen bij de vermeerdering van het wilgenroosje. De plant groeit op licht vochtige tot droge zandgronden. Je ziet ze vaak in bosranden en na een natuurbrand neemt het wilgenroosje vaak als een van de eerste planten weer bezit van de verschroeide aarde. De Engelse naam voor de plant is dan ook fireweed.
Het wilgenroosje kan uitgroeien tot een vrij forse plant die wel manshoog kan worden. Aan de top van de lange stengels vormt zich van juni tot en met augustus een bloeiaar. De stengel is verder bezet met langwerpige bladeren, die wel iets weg hebben van het blad van de wilg; dus vandaar de naam wilgenroosje.
De bloemen openen zich van beneden naar boven en zijn roze van kleur. Er zijn vier bloemblaadjes te zien. De bovenste zijn iets groter dan de onderste twee bloemblaadjes. Onder de bloem zit het vruchtbeginsel, waarin uiteindelijk na bevruchting door insecten de zaden gevormd worden. Dit vruchtbeginsel is vrij lang, waardoor het lijkt of de bloemen op steeltjes staan. Het vruchtbeginsel maakt echter wel een deel uit van de bloem.
Het wilgenroosje is te vinden in Europa en Azië. Verder komt zij ook nog voor in het noordwesten van Amerika en in Groenland
Als medicinale plant heeft het wilgenroosje nooit zo'n bekendheid gekregen, maar er schijnen wel toepassingen in gebruik te zijn (geweest) bij bijvoorbeeld: wonden en kinkhoest. De plant is niet giftig voor vee en de dieren schijnen er erg graag van te eten. Van de bladeren kan na droging zelfs een thee worden getrokken.
In ons land komt ook het harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum) voor. Deze plant houdt meer van een vochtige omgeving en kan zich zelfs in moerassen handhaven, als het waterpeil af en toe ook eens wat lager is.
De aanblik van een groep bloeiende wilgenroosjes is bijna overweldigend. Het felle roze “spat” overal bovenuit. Een dankbaar onderwerp om te fotograferen. De wind moet dan wel meewerken en het liefst even gaan liggen. De tere bloemen bewegen al bij een geringe luchtstroming, dit levert dan wel een feeëriek tafereel op. Met veel fantasie zou je zelfs de vergelijking met fladderende vlinders kunnen maken.
Foto gemaakt op: 22-06-2011
Afmeting: 4032x3024 pixels / 34,14x25,6 cm; 300 dpi
Bestanden: tiff / jpeg
Camera: Olympus E30
Gebruikte lens: Sigma 150mm/2.8 EX DG Macro APO HSM, FT
Diafragma: 5,6
Focuslengte: 150 mm.
Sluitertijd: 1/160
ISO: 200
Statief: Manfrotto tripod
Wetenschappelijke naam: Chamerion angustifolium
Het wilgenroosje is een overblijvende dus vaste plant, die zich gemakkelijk door zaden met pluis kan vermeerderen. Dankzij het zaadpluis kan de wind de zaden over een behoorlijke afstand transporteren. Maar ook de ondergrondse wortelstokken helpen bij de vermeerdering van het wilgenroosje. De plant groeit op licht vochtige tot droge zandgronden. Je ziet ze vaak in bosranden en na een natuurbrand neemt het wilgenroosje vaak als een van de eerste planten weer bezit van de verschroeide aarde. De Engelse naam voor de plant is dan ook fireweed.
Het wilgenroosje kan uitgroeien tot een vrij forse plant die wel manshoog kan worden. Aan de top van de lange stengels vormt zich van juni tot en met augustus een bloeiaar. De stengel is verder bezet met langwerpige bladeren, die wel iets weg hebben van het blad van de wilg; dus vandaar de naam wilgenroosje.
De bloemen openen zich van beneden naar boven en zijn roze van kleur. Er zijn vier bloemblaadjes te zien. De bovenste zijn iets groter dan de onderste twee bloemblaadjes. Onder de bloem zit het vruchtbeginsel, waarin uiteindelijk na bevruchting door insecten de zaden gevormd worden. Dit vruchtbeginsel is vrij lang, waardoor het lijkt of de bloemen op steeltjes staan. Het vruchtbeginsel maakt echter wel een deel uit van de bloem.
Het wilgenroosje is te vinden in Europa en Azië. Verder komt zij ook nog voor in het noordwesten van Amerika en in Groenland
Als medicinale plant heeft het wilgenroosje nooit zo'n bekendheid gekregen, maar er schijnen wel toepassingen in gebruik te zijn (geweest) bij bijvoorbeeld: wonden en kinkhoest. De plant is niet giftig voor vee en de dieren schijnen er erg graag van te eten. Van de bladeren kan na droging zelfs een thee worden getrokken.
In ons land komt ook het harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum) voor. Deze plant houdt meer van een vochtige omgeving en kan zich zelfs in moerassen handhaven, als het waterpeil af en toe ook eens wat lager is.
De aanblik van een groep bloeiende wilgenroosjes is bijna overweldigend. Het felle roze “spat” overal bovenuit. Een dankbaar onderwerp om te fotograferen. De wind moet dan wel meewerken en het liefst even gaan liggen. De tere bloemen bewegen al bij een geringe luchtstroming, dit levert dan wel een feeëriek tafereel op. Met veel fantasie zou je zelfs de vergelijking met fladderende vlinders kunnen maken.
Foto gemaakt op: 22-06-2011
Afmeting: 4032x3024 pixels / 34,14x25,6 cm; 300 dpi
Bestanden: tiff / jpeg
Camera: Olympus E30
Gebruikte lens: Sigma 150mm/2.8 EX DG Macro APO HSM, FT
Diafragma: 5,6
Focuslengte: 150 mm.
Sluitertijd: 1/160
ISO: 200
Statief: Manfrotto tripod