Fotoalbum » Paddenstoelen » Grote stinkzwam, Noordhollands Duinreservaat Egmond
Grote stinkzwam, Noordhollands Duinreservaat Egmond
Phallus impudicus
Copyright © Jan Vink
Deze foto mag niet zonder schriftelijke toestemming worden gebruikt!
Zie voorwaarden voor het gebruik van foto's van deze site.
Deze foto mag niet zonder schriftelijke toestemming worden gebruikt!
Zie voorwaarden voor het gebruik van foto's van deze site.
Grote stinkzwam, Noordhollands Duinreservaat Egmond
Wetenschappelijke naam: Phallus impudicus
Ik zal niet ingaan op de associaties, die veel mensen zullen hebben bij het aanschouwen van deze paddenstoel. De wetenschappelijke naam spreekt wat dat betreft ook al boekdelen.
Om de grote stinkzwam te kunnen zien, hoef je alleen je neus maar te volgen, hoewel de geur ook tegen de wind in te ruiken zou zijn. Ik ruik de paddenstoel bijna altijd voor ik hem zie. De geur is doordringend te noemen en kun je vergelijken met de stank, die door aas verspreid wordt. Eenmaal geroken, altijd herkenbaar!
De paddenstoel groeit uit een zogenaamd duivelsei. De grote stinkzwam kan in een paar uur tijd zijn maximale grootte bereiken. De steel is hol en poreus, wat op deze foto goed te zien is. De hoed is bedekt met een groene, slijmerige sporenlaag. De zondagse naam hiervoor is gleba. Op de stank komen insecten, zoals: vliegen, aaskevers en andere kevers af. Zij helpen zo bij de verspreiding van de sporen. De sporenlaag wordt gegeten en uiteindelijk blijft een witte tot lichtgele hoed over.
Deze soort komt algemeen voor in ons land en is te vinden bij vermolmd hout. De functie van de schimmel is afbraak van rottend materiaal. De stinkzwam is dus een saprofiet. De eerste van deze paddenstoelen verschijnen soms al in mei en je kunt ze tot in november nog aantreffen. Het schijnt zo te zijn, dat het duivelsei van de grote stinkzwam eetbaar is. Als je de geur eenmaal geroken hebt, kan ik mij moeilijk voorstellen, dat je hoe dan ook iets van deze soort zou willen eten.
Zoals de naam al doet vermoeden bestaat er ook een kleine stinkzwam (Mutinus caninus). Een duidelijk veel kleinere soort, waarvan de steel vaak niet zo stevig is. Ik heb ze wel eens gezien, maar je moet er meer je best voor doen dan bij de grote variant.
De stinkzwam op de foto groeide aan de voet van een dode eik en werd beschenen door het ochtendlicht. Dit maakte het lastiger om de juiste belichting toe te passen. Het wit van de steel raakt bij dit licht natuurlijk al snel overbelicht, terwijl de omgeving om de paddenstoel heen juist weer donkerder is. Een goed belichte opname is het beste uitgangsmateriaal, maar overbelichting, mits het niet te extreem is, is in de nabewerking iets gemakkelijker te herstellen dan onderbelichting. Te donkere delen “ophalen” geeft in de meeste gevallen een groter risico op het ontstaan van ruis. Dit komt de kwaliteit van de foto zeker niet ten goede.
Foto gemaakt op: 20-08-2011
Afmeting: 2826x3768 pixels / 23,93x31,9 cm; 300 dpi
Bestanden: tiff / jpeg
Camera: Olympus E30
Gebruikte lens: Sigma 150mm/2.8 EX DG Macro APO HSM, FT
Diafragma: 9
Focuslengte: 150 mm.
Sluitertijd: 1/15
ISO: 200
Statief: Manfrotto tripod
Wetenschappelijke naam: Phallus impudicus
Ik zal niet ingaan op de associaties, die veel mensen zullen hebben bij het aanschouwen van deze paddenstoel. De wetenschappelijke naam spreekt wat dat betreft ook al boekdelen.
Om de grote stinkzwam te kunnen zien, hoef je alleen je neus maar te volgen, hoewel de geur ook tegen de wind in te ruiken zou zijn. Ik ruik de paddenstoel bijna altijd voor ik hem zie. De geur is doordringend te noemen en kun je vergelijken met de stank, die door aas verspreid wordt. Eenmaal geroken, altijd herkenbaar!
De paddenstoel groeit uit een zogenaamd duivelsei. De grote stinkzwam kan in een paar uur tijd zijn maximale grootte bereiken. De steel is hol en poreus, wat op deze foto goed te zien is. De hoed is bedekt met een groene, slijmerige sporenlaag. De zondagse naam hiervoor is gleba. Op de stank komen insecten, zoals: vliegen, aaskevers en andere kevers af. Zij helpen zo bij de verspreiding van de sporen. De sporenlaag wordt gegeten en uiteindelijk blijft een witte tot lichtgele hoed over.
Deze soort komt algemeen voor in ons land en is te vinden bij vermolmd hout. De functie van de schimmel is afbraak van rottend materiaal. De stinkzwam is dus een saprofiet. De eerste van deze paddenstoelen verschijnen soms al in mei en je kunt ze tot in november nog aantreffen. Het schijnt zo te zijn, dat het duivelsei van de grote stinkzwam eetbaar is. Als je de geur eenmaal geroken hebt, kan ik mij moeilijk voorstellen, dat je hoe dan ook iets van deze soort zou willen eten.
Zoals de naam al doet vermoeden bestaat er ook een kleine stinkzwam (Mutinus caninus). Een duidelijk veel kleinere soort, waarvan de steel vaak niet zo stevig is. Ik heb ze wel eens gezien, maar je moet er meer je best voor doen dan bij de grote variant.
De stinkzwam op de foto groeide aan de voet van een dode eik en werd beschenen door het ochtendlicht. Dit maakte het lastiger om de juiste belichting toe te passen. Het wit van de steel raakt bij dit licht natuurlijk al snel overbelicht, terwijl de omgeving om de paddenstoel heen juist weer donkerder is. Een goed belichte opname is het beste uitgangsmateriaal, maar overbelichting, mits het niet te extreem is, is in de nabewerking iets gemakkelijker te herstellen dan onderbelichting. Te donkere delen “ophalen” geeft in de meeste gevallen een groter risico op het ontstaan van ruis. Dit komt de kwaliteit van de foto zeker niet ten goede.
Foto gemaakt op: 20-08-2011
Afmeting: 2826x3768 pixels / 23,93x31,9 cm; 300 dpi
Bestanden: tiff / jpeg
Camera: Olympus E30
Gebruikte lens: Sigma 150mm/2.8 EX DG Macro APO HSM, FT
Diafragma: 9
Focuslengte: 150 mm.
Sluitertijd: 1/15
ISO: 200
Statief: Manfrotto tripod