Fotoalbum » Zoogdieren » Konikpaard, detail hoofd, Nationaal Park Zuid Kennemerland, Midden Heerenduinen
Konikpaard, detail hoofd, Nationaal Park Zuid-Kennemerland, Midden-Heerenduinen
Equus caballus
Copyright © Jan Vink
Deze foto mag niet zonder schriftelijke toestemming worden gebruikt!
Zie voorwaarden voor het gebruik van foto's van deze site.
Deze foto mag niet zonder schriftelijke toestemming worden gebruikt!
Zie voorwaarden voor het gebruik van foto's van deze site.
Konikpaard, detail hoofd, Nationaal Park Zuid-Kennemerland, Midden-Heerenduinen
Wetenschappelijke naam: Equus caballus
De konikpaarden of koniks in ons land zijn natuurlijk verre van echte wilde paarden. Het zijn de nakomelingen van de wilde tarpan (Equus ferus ferus), die inmiddels (einde negentiende eeuw) uitgestorven is. Deze tarpans leefden in Oost-Europa en vooral in Polen en Rusland. Er kwamen een aantal ondersoorten van dit ras voor. In het verleden zijn veel tarpans gevangen en gekruist met gedomesticeerde paarden. De genen zijn dus wel doorgegeven, maar vermengd met de genen van de, ik noem ze maar even, “huisdier-paarden”.
Men is in de vorige eeuw begonnen met pogingen om de tarpan terug te fokken. Hieruit is het konikpaard, zoals wij die nu in onze natuurgebieden tegenkomen, voortgekomen. Het zijn sterke paarden, die hoegenaamd geen verzorging nodig hebben. Ze zijn vruchtbaar en het werpen van de veulens levert eigenlijk nooit problemen op. Ook wonden en andere kwalen genezen als vanzelf. In schrale tijden redden deze paarden zich prima, omdat zij een langere periode met heel weinig toekunnen.
Voor de begrazing, waar deze koniks voor worden ingezet, vervullen zij een belangrijke rol. De paarden komen eigenlijk achter de runderen aan. De runderen houden van langer gras en kleine boompjes en struiken. De konikpaarden weer van kort gras, wat door hen verder gemilimeterd wordt. Er ontstaan zo paardenweidjes, waar andere planten door het lage gras ook weer groeikansen krijgen. Op plaatsen waar de koniks hun ontlasting deponeren, latrines, wordt weer niet gegeten en de bodem is daar natuurlijk een stuk vruchtbaarder. Hierdoor komen we op die plaatsen een heel andere vegetatie tegen.
Het houden van voldoende afstand, niet voeren en zeker niet aaien en knuffelen, zoals mensen met hun tamme paard gewend zijn, waarborgt een veilige ontmoeting met deze van nature rustige paarden. Soms is het nodig om met “paardenverstand” te denken. Aaien zal bijvoorbeeld uitgelegd worden als een blijk van onderdanigheid en kan dus een verkeerde reactie van het konikpaard uitlokken. Het voeren van halfverwilderde dieren maakt ze afhankelijk en opdringerig. Ook hieruit kunnen weer vervelende “aanvaringen” voortkomen. Laat de dieren dus met rust en respecteer hun ruimte. Ze zijn per slot van rekening groot genoeg om er op enige afstand van te kunnen genieten.
Foto gemaakt op: 20-11-2009
Afmeting: 3648x2736 pixels / 30,89x23,16 cm
Bestanden: tiff / jpeg
Camera: Olympus E3
Gebruikte lens: Sigma 50-500 mm., four-thirds
Diafragma: 8
Focuslengte: 500 mm.
Sluitertijd: 1/60
ISO: 200
Statief: Manfrotto tripod
Wetenschappelijke naam: Equus caballus
De konikpaarden of koniks in ons land zijn natuurlijk verre van echte wilde paarden. Het zijn de nakomelingen van de wilde tarpan (Equus ferus ferus), die inmiddels (einde negentiende eeuw) uitgestorven is. Deze tarpans leefden in Oost-Europa en vooral in Polen en Rusland. Er kwamen een aantal ondersoorten van dit ras voor. In het verleden zijn veel tarpans gevangen en gekruist met gedomesticeerde paarden. De genen zijn dus wel doorgegeven, maar vermengd met de genen van de, ik noem ze maar even, “huisdier-paarden”.
Men is in de vorige eeuw begonnen met pogingen om de tarpan terug te fokken. Hieruit is het konikpaard, zoals wij die nu in onze natuurgebieden tegenkomen, voortgekomen. Het zijn sterke paarden, die hoegenaamd geen verzorging nodig hebben. Ze zijn vruchtbaar en het werpen van de veulens levert eigenlijk nooit problemen op. Ook wonden en andere kwalen genezen als vanzelf. In schrale tijden redden deze paarden zich prima, omdat zij een langere periode met heel weinig toekunnen.
Voor de begrazing, waar deze koniks voor worden ingezet, vervullen zij een belangrijke rol. De paarden komen eigenlijk achter de runderen aan. De runderen houden van langer gras en kleine boompjes en struiken. De konikpaarden weer van kort gras, wat door hen verder gemilimeterd wordt. Er ontstaan zo paardenweidjes, waar andere planten door het lage gras ook weer groeikansen krijgen. Op plaatsen waar de koniks hun ontlasting deponeren, latrines, wordt weer niet gegeten en de bodem is daar natuurlijk een stuk vruchtbaarder. Hierdoor komen we op die plaatsen een heel andere vegetatie tegen.
Het houden van voldoende afstand, niet voeren en zeker niet aaien en knuffelen, zoals mensen met hun tamme paard gewend zijn, waarborgt een veilige ontmoeting met deze van nature rustige paarden. Soms is het nodig om met “paardenverstand” te denken. Aaien zal bijvoorbeeld uitgelegd worden als een blijk van onderdanigheid en kan dus een verkeerde reactie van het konikpaard uitlokken. Het voeren van halfverwilderde dieren maakt ze afhankelijk en opdringerig. Ook hieruit kunnen weer vervelende “aanvaringen” voortkomen. Laat de dieren dus met rust en respecteer hun ruimte. Ze zijn per slot van rekening groot genoeg om er op enige afstand van te kunnen genieten.
Foto gemaakt op: 20-11-2009
Afmeting: 3648x2736 pixels / 30,89x23,16 cm
Bestanden: tiff / jpeg
Camera: Olympus E3
Gebruikte lens: Sigma 50-500 mm., four-thirds
Diafragma: 8
Focuslengte: 500 mm.
Sluitertijd: 1/60
ISO: 200
Statief: Manfrotto tripod